"Het schadelijk type"

 

16 maart 2017

 

Ik herinner me dat je naast me zat, in de auto. Ik lag met mijn benen op jouw schoot, geloof ik. Ik kan me herinneren dat ik heel erg moest huilen. Ineens, zo maar. En ook dat ik heel erg moest niesen. Later bleek dat dat een teken was dat mijn lichaam  uit alle macht probeerde om mijn hart kloppende te houden. Ik weet niet meer zo goed waarom ik huilde, in de auto, op weg naar het ziekenhuis. Papa zat achter het stuur, en mama ernaast. Jij zat naast mij op de achterbank, en ik lag languit. Ik weet niet meer wat we zeiden, hoe we reden en wat we deden. Ik weet alleen dat ik huilde. Van spanning wellicht, of angst. Waar ging ik naartoe? Het ziekenhuis? Maar ik was niet ziek! Ik wilde gewoon eten en overgeven. De angst sloeg me letterlijk om het hart. Eenmaal aangekomen bij het ziekenhuis in Arnhem, gingen we naar binnen. Ik moest moeite doen om rechtop te blijven staan, ik werd ondersteund door jou en mama, geloof ik. Misschien wel door papa, ik weet het niet meer.

 

Ik herinner me dat ik vanaf dat moment me liet gaan. Ik huilde en moest heel erg overgeven. Door een verpleegkundige werd ik in een rolstoel gezet, en papa duwde me naar een andere gang. Jij en mama waren er ook. Ik moest spugen en kreeg een ziekenhuis bakje van mama. Ik weet nog dat dit bakje meteen werd afgepakt door een verpleegster, omdat dat bedoeld was voor kinderen om uit te eten. Met een rotgang reden we in die rolstoel door de lijzige, ijzige gangen van het ziekenhuis.  Hoe en wat, ik kan het me niet meer herinneren. Het ging als een waas aan me voorbij. Ik weet alleen nog dat ik bang was, maar zelfs dat voelde ik niet meer zo helder. Ik was vooral bezig met doodgaan.

 

Eenmaal aangekomen op de afdeling, bleek er al een kamer voor me te zijn klaargemaakt. Het was allemaal voorbereid. Ik was zo ver heen dat mama of papa al had gebeld naar het ziekenhuis dat het zo niet langer kon. Ik wist dat eigenlijk helemaal niet. Wel wist ik dat ik me ontzettend beroerd voelde, en zo snel mogelijk weer naar huis wilde. De kamer waarin ik me bevond stroomde langzaam vol met artsen, verpleegkundigen en andere gezichten. Ik raakte in paniek en begon om me heen te roepen, wanhopig. Ik sloeg met mijn armen in de lucht, en toen mama uit de kamer vertrok, bleef ik alleen achter. Alleen achter, samen met de dokters, de diëtisten en de pedagogisch medewerkster die er nog in de kamer waren. Eerst werd ik uitgekleed, ik viel steeds omver, net als een pasgeboren kindje. Ik was niets meer dan een verloren kindje. Vel over been, door Boulimia afgekloven tot op het bot. Misselijk, kaalgeplukt tot op mijn grauwe huid, mijn ogen verwilderd en verwaterd, mijn zicht dof en onhelder, mijn nagels fel en sterk, die zich resoluut vastklemden in de huid van de arts die me vasthield. Het was een man, weet ik nog, een stagiair. Waarschijnlijk is hij na dat moment gestopt met zijn opleiding en zich gaan verdiepen in minder nobel werk, en zo niet, dan is hij een bikkel geweest. Jaren later na mijn eerste ziekenhuisopname, bladerde ik eens terug in mijn medisch dossier. Hier stond in dat ik purgerend anorect was, van het meest schadelijke type. Die zin zal ik nooit meer vergeten. Toen ik dat zo op een onbewaakt moment, veel later dus, eens teruglas, besefte ik me pas dat ik echt ziek was.

Zo bleek dat mijn “griepverschijnselen” de symptomen waren geweest van ernstige hypokalëmie. De kaliumwaarde in mijn bloed was zodanig gedaald, met als gevolg dat mijn mineraalzouten uit balans raakten, en ik niet ver af zat van een hartaanval. Het niesen wat ik moest werd verklaard als signaal van mijn verstoorde hartritme, en dat het lichaam zich zo terug probeerde te duwen in balans. Door de schokken van het hoesten en niesen wordt je hart als het ware weer “opgepompt”. Kalium is een mineraal dat je spierwerking onder andere reguleert, dus ook onze hartspier, en het kloppen ervan. Mijn arts vertelde me dat als ik een uur later was geweest, ik dit boek niet meer had kunnen schrijven.

 

Dapper heeft de stagiair mij, samen met mijn behandelend arts, onder handen genomen. Onderzocht werd ik, er werd ongeveer 10 liter bloed afgetapt, en na een 10 minuten durend gesprek met een voedingsdeskundige werd ik naar mijn kamer verwezen. Kamer? Kamer, wat voor een kamer? Ik hoefde toch zeker niet te blijven?! Jawel hoor. En niet voor even...

 

Soms verlang ik naar iemand die mij vertelt hoe het moet. Ben jij dat, Esmee? Wat ik moet doen, geloven, voelen en denken. Want wat is het lastig om dat allemaal zelf uit te zoeken. Iemand die mij de weg wijst en aan wie ik mij kan overgeven. Natuurlijk zou ik daar niet écht gelukkig van worden. Je bent mijn kleine zusje, nog geen vijftien! Ik slik een hap droog brood weg en staar naar mijn muur, omgeven met duizenden plaatjes. Heel uiteenlopend. Ik heb altijd wel een fascinatie voor iemand. Ik houd van iconische figuren. Ik ben gefascineerd door mensen die in de spotlights staan, zichzelf durven te zijn en in mijn ogen veel succes hebben. Ik wil ook zo iemand zijn.

 

- Liefs Romy - 

Commentaren: 0