Hypokalemie

"De Hypokaliëmie"

 

15 maart 2017

 

Aan mijn jongere zusje, Esmee: Ik kan het niet. Ik kan niet vertellen over mijn opname. Jouw geschetste beeld en bijgevoegde woorden maken me week. Ik moet huilen, voor het eerst. Alles komt naar boven.

 

Op een ochtend voelde ik me niet zo lekker. Ik voelde me grieperig, al een tijdje. Ik besloot niet naar school te gaan, en gelukkig vonden pap en mam dat geen probleem. Jij ging ’s ochtends de deur uit naar school, maar ik kwam niet beneden. Ik lag in bed, boven. Alleen. Ik was in de war, en voelde me vooral ellendig. Ik kreeg koorts en was continu duizelig. Diep van binnen vroeg ik me af wat er met me aan de hand was, en sprak ik mezelf moed in. “kom op Room, je moet door, je moet overgeven, naar de supermarkt op je fiets en weer terug, kom op”. Het was zo vreselijk, ik kon niks meer. Als ik een stap uit mijn bed zette om naar het toilet te gaan, voelde ik me in elkaar zakken. Ik hoestte ook veel, elke keer, en moest ook vreselijk niesen. Het leek alsof alle kracht uit mijn lichaam werd gezogen. Een dag erna voelde ik me hetzelfde. Jij ging ’s ochtends weg naar school, en ’s middags kwam Leonie, mijn beste vriendin, naar ons huis om met mij naar het dorp te gaan. Ik had me half aangekleed en was op het bed gaan zitten om uit te rusten toen zij mijn kamer binnenkwam. “He Room, ga je mee naar het dorp?”, vroeg ze. Ik wilde me niet laten kennen, en bovendien, ik had eetbui voedsel nodig. De dag ervoor was het me niet gelukt over te geven, dus dan moest het vandaag extra nodig gebeuren. Ik merkte dat opstaan niet van een leien dakje ging, sterker nog, het ging me nog moeilijker af dan die dag ervoor. Leonie zag dit en zei dat het niet erg was als ik zou blijven liggen. Ze ging wel alleen. Ik verzuchtte geïrriteerd dat ik wel meeging naar het dorp. Jij stond ook in mijn deuropening op dat moment. Ik kan me herinneren dat je naar me keek. Jij wist hoe slecht het met mij ging. Papa en mama hoopten op een wonder, zo heb ik geloofd. Ze zagen me wegkwijnen, en konden door mijn attitude niets doen om me te helpen. Hulp wilde ik niet, ik accepteerde niks, geen advies of andere goede bedoelingen. Ik wilde alleen zijn en er alleen uit komen. Ik had een eetstoornis, ja, maar dat hoefde niemand te weten. Ik was mager, ja, maar was niet iedereen verschillend en uniek? Dat was toch altijd de hoofdregel van het leven: iedereen is uniek? Waarom mocht ik dan geen potlood zijn in plaats van een dik, vet varken? Ik werd zo moe van die nodeloze regels die de maatschappij zogenaamd “mooi” maakten. “Iedereen mag zijn zoals hij of zij is, iedereen mag doen wat hij of wij wil, wees jezelf!” Ja, ja, het enige wat ik kreeg op “mezelf zijn” was kritiek. Dat ik me aan moest passen of me anders moest gaan gedragen, meer moest eten, minder moest eten, anders moest eten, normaal moest gaan doen, van me af moest bijten, beleefd moest zijn, hulpvaardig moest zijn, hulp aan moest nemen, alles aan mezelf veranderen, in therapie moest gaan, mezelf moest helpen, een ander moest helpen, van alles heb ik gehoord. Het was in ieder geval nooit goed.

 

Toen ik en mijn vriendin thuis kwamen van het dorp had ik een citroen gekocht bij de supermarkt. Die perste ik uit in mijn mond en dronk het sap eruit. Ik ging terug in bed, en ’s avonds voelde het alsof ik niet meer kon ademen. Niet letterlijk, ademen lukte me wel namelijk, maar alsof het leven zwart werd. Alles om me heen werd grauw. Ik ging om de minuut verliggen vanwege misselijkheid die ik voelde, en ik had het van warm ineens heel erg koud. Het voelde alsof de dood zijn intrede maakte in mijn lichaam. Ik duwde mijn hoofd in mijn kussen en steunde op mijn knieën. Zo bleef ik de hele nacht zitten, in die houding. Anders moest ik overgeven van de ziekheid en dat wilde ik niet. Ik had een hap kwark gegeten die dag ervoor, en daar voelde ik me rot over. Dat had niet gemogen, aangezien ik al twee dagen niet had kunnen overgeven. Het lukte gewoon niet meer, ineens. Ik was te zwak om nog te kunnen kokhalzen en mijn lichaam sputterde aan alle kanten tegen. Ik voelde de signalen niet, of ik drukte ze weg. Ik vrees het laatste. Keer op keer sleepte ik mezelf uit bed, om weer te gaan eten en over te geven. Net zo lang tot ik volkomen instortte. En dat gebeurde.

 

- Liefs Romy -

Commentaren: 0